Provinciale nazorg bij gemeentelijke herindelingen

In opdracht van de provincie Gelderland voerde Willem Klein Kranenberg een onderzoek uit naar provinciale nazorg bij gemeentelijke herindelingen. Binnen zes heringedeelde gemeenten sprak hij met de toenmalige burgemeester, gemeentesecretaris en griffier. De uitkomsten van deze gesprekken zijn vervolgens voorgelegd aan een expertgroep bestaande uit medewerkers van verschillende provincies. In deze blog geeft hij zijn belangrijkste bevindingen en aanbevelingen weer.

Provincies hebben een overkoepelende verantwoordelijk voor de kwaliteit van het openbaar bestuur op lokaal niveau. Vanuit die verantwoordelijkheid werken zij aan de bestuurskracht van gemeenten.

Het is mogelijk bestuurskrachtversterking te realiseren door middel van een gemeentelijke herindeling. In de fase voorafgaand aan een herindeling heeft een provincie de wettelijke mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het fusieproces. Zo stellen de gedeputeerde staten het herindelingsontwerp vast en zenden zijn dit tezamen met een provinciale zienswijze naar het kabinet. De betrokkenheid van de provincie is in deze fase van het traject over het algemeen dan ook groot. Op het moment dat het proces is afgerond en de nieuwe gemeente een feit is, trekt de provincie zich vaak terug.

Het succes van herindelingen wordt echter niet alleen bepaald in de aanloopfase. Het hangt tevens af van de manier waarop de heringedeelde gemeente in de post-fusie fase anticipeert op de kansen en bedreigingen die een herindeling met zich meebrengt. De provincies zouden ook na inwerkingtreding van de herindeling een bijdrage kunnen leveren aan de bestuurskrachtversterking die ermee wordt beoogd, op vier aspecten. Deze worden hieronder nader toegelicht.

Strategische gebiedsagenda

Om bestuurskrachtversterking te realiseren dient de nieuwe gemeente meerschaligheid/schaalvariabiliteit te organiseren. Oftewel: ze moet in staat zijn om effectief te schakelen tussen schalen om de voordelen van de toegenomen schaalomvang optimaal te benutten. Het opstellen van een strategische gebiedsagenda is een succesvolle manier om deze schaalvariabiliteit te realiseren.

Een gebiedsagenda richt zich enerzijds op het gehele gebied van de nieuwgevormde gemeente en raakt anderzijds aan de positie in de regio. Hierdoor wordt de nieuwe gemeente als groter geheel geduid en krijgt zij profiel. Gemeenten stellen een strategische visie op in de voorbereiding op de herindeling. De strategische gebiedsagenda vormt in feite een verdere uitwerking en concretisering van die strategische visie.

Niet alle nieuwe gemeenten blijken hier na de herindeling mee aan de slag te gaan. De provincie kan heringedeelde gemeenten stimuleren om een dergelijke gebiedsagenda op te stellen, de totstandkoming hiervan vervolgens waar nodig financieel, in personeel of op een andere wijze faciliteren en daarbij eventueel als sparringpartner fungeren. Bovendien zou de provincie de realisatie van bepaalde structuurversterkende projecten die hieruit voortkomen kunnen ondersteunen, onder andere in de vorm van geld of commitment aan projecten. Bij commitment aan projecten kan gedacht worden aan het afsluiten van convenanten of het opstellen van een samenwerkingsagenda.

Ambtelijke capaciteit (versus bestuurlijke ambities)

Het is voor heringedeelde gemeenten vaak een uitdaging om in kwantitatief en kwalitatief opzicht een balans te vinden tussen de ambtelijke capaciteit en de bestuurlijke ambities. Met een herindeling stijgen vaak (mede als gevolg van de strategische gebiedsagenda) de ambities, terwijl door harmonisatie van beleid en uniformering van werkprocessen veel capaciteit wordt gevergd van de ambtelijke organisatie. Er kan behoefte zijn aan extra handen en aan iemand van buiten die een frisse en objectieve blik op de plannen werpt en spiegelt wat de praktische implicaties van de nieuwe ambities zijn. De provincie kan denk- en mankracht ter beschikking stellen, waar heringedeelde gemeenten op afroep kort gebruik van kunnen maken. Daarnaast kan de provincie goede voorbeelden uit andere gemeenten aandragen, zodat er slimmer gebruik wordt gemaakt van de kennis die er al is.

De rol van de burgemeester

Een herindeling vergt naast een structuurverandering tevens een cultuurverandering. Niet alleen de onderlinge relaties binnen de raad, het college en het ambtelijk apparaat maar ook de relaties tussen de drie geledingen zijn van belang voor het vergroten van de bestuurskracht. De nieuwe gemeente moet op zoek naar een eigen, verbindende identiteit om een gedeeld handelingsperspectief te creëren. De rol van de waarnemend en kroonbenoemde burgemeester is daarin van belang. Zo kan het helpen  als een burgemeester al ervaring met herindelingen heeft of in ieder geval weet wat het is om een gemeente van dergelijke schaal te besturen.

Daarnaast heeft een burgemeester van buiten vaak meer ruimte om een nieuwe cultuur mee te vormen. De commissaris van de Koning kan daar (met name bij het aanstellen van een waarnemer) op sturen. Het blijft voor de uiteindelijke burgemeesters vaak een zoektocht naar hun bijdrage in het vormgeven van de cultuur. Het burgemeesterschap kan een eenzame post zijn en een herindeling is bij uitstek een context waarin men behoefte kan hebben aan een extern klankbord. De provincie kan hierop inspelen door een intervisiegroep te starten voor burgemeesters die met een heringedeelde gemeente te maken hebben.

Visie op regionale samenwerking

De nieuwe gemeente weegt opnieuw af welke taken zij zelf kan en op welke gebieden zij moet samenwerken. Dat kan leiden tot vragen over mogelijkheden en kansen tot samenwerking in de nieuwe omvang. Ook kan het voor bestuurders soms lastig zijn om in de nieuwe verhoudingen van het regionale speelveld hun rol en positie te pakken. De provincie kan met betrekking tot dit soort vraagstukken als sparringpartner fungeren. Ook zou de provincie de gemeenten in de regio kunnen stimuleren om een visie te ontwikkelen op hoe zij na een herindeling met de nieuwe verhoudingen aan de gang gaan. Daarnaast dient de provincie een vinger aan de pols houden door eens in de regio te informeren hoe het gaat binnen de nieuwe constellatie en te vragen wat men voor de samenwerking kan betekenen.

Tot slot

De mogelijkheden voor een provincie om nazorg te verlenen zijn divers. Echter blijkt de relatie tussen provincie en gemeente vaak een belemmering  te vormen. Wil de provincie heringedeelde gemeenten van dienst kunnen zijn, zal zij eerst moeten bewerkstelligen dat gemeenten haar niet alleen als toezichthouder maar ook als partner zien. Op die manier kan hun ondersteuningsvraag ook daadwerkelijk bij de provincie terechtkomen.

Fuseren? Co-creëren!

Op 1 december 2017 organiseerde het Landelijk Overlegorgaan Bestuurskundeverenigingen de tweede editie van de Bestuurskunde Challenge. De Challenge was dit jaar: ‘Hoe kan de provincie Utrecht bestuurlijke fusie aantrekkelijker maken?’ Studievereniging EOS (Vrije Universiteit) ging uiteindelijk met de winst naar huis. Het advies: vertrek vanuit de intrinsieke motivatie van gemeenten met de provincie als koppelaar en relatiecoach. De winnaars van Team EOS vertellen graag over hun ervaringen en advies aan de provincie Utrecht.

Bestuurlijke fusie aantrekkelijker maken

Deze tweede editie van de Bestuurskunde Challenge stond helemaal in het teken van bestuurlijke fusie. Met als uitgangspunt dat er vaak wordt gekozen voor een ambtelijke fusie of andere vormen van samenwerking terwijl dit niet altijd functioneel of controleerbaar is. In de praktijk vinden er momenteel al veel ambtelijke fusies plaats tussen gemeenten. Echter, de democratische controle kan hierbij in het geding komen aangezien het soms onduidelijk is waar de verantwoordelijkheden liggen. Een bestuurlijke fusie kan een oplossing bieden. Vanuit de gemeenten is hier vaak weerstand tegen. Provincies hebben dan ook de taak gekregen om de gemeenten te begeleiden bij het fuseren wanneer dit niet vanzelf van de grond komt. Maar misschien nog wel belangrijker, hoe zouden bestuurlijke fusies aantrekkelijker kunnen worden voor gemeenten?

Intrinsieke motivatie

De eerste stap van Team EOS om tot een advies te komen, was het verzamelen van informatie. We hebben gekeken wat er in het Regeerakkoord van Rutte III  is geschreven over bestuurlijke fusies, welke wetten van toepassing zijn en wat er verandert als gevolg van het regeerakkoord. Tevens hebben we onderzocht hoe de verschillende betrokken actoren denken over fuseren. Het werd ons al snel duidelijk dat gemeenten niet het gevoel willen krijgen dat het ze van bovenaf wordt opgelegd. In de praktijk wordt er dan huiverig op gereageerd.

Al snel zijn we ons daarom gaan focussen op het aspect ‘intrinsieke motivatie’: bestuurlijke fusie moet niet aantrekkelijker worden gemaakt, het is juist belangrijk dat gemeenten in gaan zien waarom het (in veel gevallen) aantrekkelijk ís. Dit alles onder het motto: ‘Fuseren? Co-creëren!’ We hebben ons daarom grotendeels gefocust op het creëren van draagvlak onder gemeenten. Onze insteek komt waarschijnlijk voort uit het feit dat we zowel vakken bestuurskunde als organisatie­wetenschappen volgen, waardoor we ons ook focussen op human resources.

Provincie als koppelaar en relatiecoach

In ons advies hebben we een schema verwerkt dat het proces van fuseren, zoals wij dat voor ons zien visualiseert. Hierbij hebben we een metafoor gebruikt: een bestuurlijke fusie kun je zien als een relatie, waarbij de gemeenten de partners zijn. Net als bij een relatie, is het bij fuseren niet alleen van belang dat de partijen bij elkaar passen, maar ook dat beide partijen investeren in en werken aan de relatie. De provincie zal hierbij optreden als ‘koppelaar’ door uit te zoeken welke gemeenten bij elkaar passen. Daarnaast zal de provincie een rol krijgen als ‘relatiecoach’, door de gemeenten elkaars kwaliteiten te tonen en waar zij elkaar kunnen versterken. Ook de burgers zijn opgenomen in ons schema en zijn te vergelijken met de familieleden van de personen die een relatie hebben: zij spelen geen doorslaggevende rol, maar het is fijn als ze achter je staan.

Winnaar!

Zeven teams van verschillende bestuurskundige studieverenigingen uit heel Nederland gingen 48 uur aan de slag met een casus. De ideeën werden gepresenteerd voor een vakjury bestaande uit Eline Aardse (trainee provincie Utrecht), Jan van Ginkel (loco-provinciesecretaris provincie Zuid-Holland) en Marieke van Genugten (Universitair docent Radboud Universiteit Nijmegen). Het was erg interessant om de insteek van de andere kandidaten te horen. Na onze presentatie hebben we de vragen van de jury zo goed mogelijk geprobeerd te beantwoorden. Uiteindelijk hebben we gewonnen!

Doe jij volgend jaar ook mee?

Er zijn veel bijzondere dingen voortgekomen uit deze overwinning. Zo hebben we bijvoorbeeld geborreld met de docenten van de afdeling Organisatiewetenschappen. Zij waren erg benieuwd naar ons idee. Bovendien zijn we uitgenodigd om ons advies nog een keer te presenteren aan de docenten Bestuurskunde en Politicologie. Wij raden studenten Bestuurskunde (of Politicologie) aan om volgend jaar ook mee te doen. Het is een ontzettend leerzame ervaring waarbij je interessante mensen ontmoet en wie weet win je ook nog eens!

Meer informatie of geïnteresseerd in de volgende editie van de Bestuurskunde Challenge? Mail naar secretaris@bestuurskundeoverleg.nl.

 

De bestuurskracht wortelt zich in de basis

Per 1 januari 2019 gaan de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal op in een nieuwe gemeente: West Betuwe. Daarmee ontstaat een grote plattelandsgemeente van 50.000 inwoners. Alle seinen staan op groen. Volgens Harry de Vries (burgemeester Neerijnen) is dat het resultaat van een investering in tijd en vooral aandacht voor inwoners. Tijd en aandacht die besteed is aan de inwoners van de 26 kernen en hoe zij op 26 dorpsavonden hun inbreng hebben kunnen leveren. De inbreng die uiteindelijk terug te vinden is in het herindelingsadvies. Nu is het zaak om groots te blijven in kleinschaligheid, terughoudendheid en geloofwaardigheid.

Groots in kleinschaligheid…

Laat onze ‘grootheid’ (als nieuwe gemeente) blijken door kleinschaligheid te koesteren, dat was het devies van de betrokken inwoners. Met andere woorden: dat jullie bestuurskracht willen (moeten) organiseren is oké en daar hebben we begrip voor, maar niet ten koste van ons en ons dorp. Vanuit die gedachte kun je een plan maken, waar inwoners zich vervolgens ook in gaan herkennen en dat ligt nu voor. Dienstverlening heel dichtbij organiseren vanuit het gedachtegoed van hostmanship en een bidbook waarin de 26 kernen van West Betuwe, stuk voor stuk, ‘getekend worden’.

…terughoudendheid en geloofwaardigheid

Dat vergt dus tijd van allen die politiek-bestuurlijk betrokken zijn en het vraagt ‘terughoudendheid’: niet wij bepalen wat goed voor de inwoner is, maar zij bepalen zelf wat goed voor hun kern is. En aan ons de uitdaging om daar op een goede manier mee om te gaan. We moeten dus leren dat de betrokkenheid van inwoners alleen gestalte krijgt in de geloofwaardigheid van ons handelen.

Uniek proces

Voor mijzelf is dit een uniek proces met betekenis. Het betekent dat theorieën over burgerparticipatie en dergelijke een andere kleuring krijgen. Want ‘zij’ (de inwoners en organisaties) gaan hun gemeente als het ware ‘tekenen’. Dat is voor veel mensen ( bestuurders, politici en ambtenaren) even ‘slikken’, maar het tekent de nieuwe tijd en overbrugt een kloof. Ik merk keer op keer bij de contacten met betrokkenen dat men ‘stapje voor stapje’ een beetje meer vertrouwen krijgt in die nieuwe bestuurskracht. En daar is het uiteindelijk om te doen.

Lees hier het herindelingsadvies van West Betuwe.

Fusies van Vlaamse gemeenten: een nieuw fenomeen

Zoals het er vandaag (eind oktober 2017) naar uitziet, zal Vlaanderen begin 2019 niet langer 308 maar nog ‘slechts’ 300 gemeenten tellen. Er staan immers zeven fusieprojecten op stapel: zes met telkens twee betrokken gemeenten en één met drie besturen die willen samengaan.

Fusie: van verleden terug naar heden

Wat in Nederland herindeling heet, noemen wij gemeenzaam fusie of samenvoeging van gemeenten. Maar tot voor enkele jaren was fusie eerder een term die naar het verleden verwees, naar de opeenvolgende episodes waarmee in de loop van de twintigste eeuw het aantal gemeenten werd herleid om in 1983 uit te komen bij 589: 308 in Vlaanderen, 19 in Brussel en 262 in Wallonië. De laatste grote fusieoperatie dateert van 1977. Op dat moment daalde het aantal Belgische gemeenten van 2359 naar 596. Zes jaar later volgde dan de voorlopig laatste fase, met de samenvoeging tussen de stad Antwerpen en zeven randgemeenten.

Van fusiebonus…

De Vlaamse regering die van 2009 tot 2014 bestuurde, was van oordeel dat de gemiddelde schaal van de gemeenten te klein was om voldoende bestuurskrachtig te zijn. Daarom werkte ze in 2011 een fusiebonus uit. Die kwam erop neer dat gemeenten die in 2013 zouden samengaan, gedurende enkele jaren extra middelen zouden krijgen uit het Gemeentefonds. Geen enkele gemeente ging op dat aanbod in. Dat had wellicht twee oorzaken. Ten eerste was het woord fusie nog niet echt helemaal uit de taboesfeer gehaald en bestond er nog een pak koudwatervrees om hierover echt hardop na te denken. Ten tweede kwam de maatregel wellicht te laat in de al lopende gemeentelijke bestuursperiode 2007-2012 om nog effect te hebben.

…naar fusiedecreet

De Vlaamse regering die in de zomer van 2014 aantrad, behield het voornemen om vrijwillige samenvoegingen van gemeenten te stimuleren. Dit keer was het regeerakkoord echter een stuk concreter over de wijze waarop gemeenten die de stap wilden zetten zouden ondersteund worden. Zo zou er een fusiedecreet komen met de contouren en procedure voor een samenvoeging, beloofde de Vlaamse overheid gemeenten met fusieplannen structurele inhoudelijke ondersteuning (o.a. met een fusiedraaiboek) én kregen de fusiegemeenten ook zicht op een schuldovername ten bedrage van 500 euro per inwoner, met een maximum van 20 miljoen euro per samenvoeging en 200 miljoen euro voor alle fusies in 2019. Voorts zou de nieuwe gemeente in de eerste bestuursperiode twee schepenen en tijdens de tweede legislatuur één schepen meer mogen hebben dan een gemeente met een gelijkaardig aantal inwoners.

7 samenvoegingen in 2019

In 2016 was het fusiedecreet een feit.  Meteen in dat jaar maakten twee keer twee gemeenten bekend dat ze vanaf 2019 zouden willen fuseren:

  • Meeuwen-Gruitrode en Opglabbeek
  • Kruishoutem en Zingem

In de loop van 2017 kwamen daar nog vijf dossiers bij:

  • Aalter en Knesselare
  • Neerpelt en Overpelt
  • Puurs en Sint-Amands
  • Deinze en Nevele
  • Lovendegem, Waarschoot en Zomergem

Omdat gemeenten die in 2019 willen samengaan uiterlijk eind 2017 zowel een principiële beslissing op de gemeenteraad moeten nemen (dat is intussen in elk van de zeven gevallen gebeurd) als een definitieve (gebeurd in twee gevallen), is de kans groot dat het voor de samenvoeging van 2019 bij die zeven gevallen blijft. Meer informatie over enkele meer bestuurlijke aspecten van deze geplande fusies zijn beschikbaar op een speciale pagina van de webstek van de VVSG.

En meer op komst

Het is zeer waarschijnlijk dat het hier na 2019 niet bij blijft. De voorbije twee jaar doken in de media nog verhalen op over gemeenten met fusieplannen, al dan niet in overeenstemming met die van de beoogde fusiepartner(s). Bovendien staat in het voorontwerp van decreet lokaal bestuur de mogelijkheid dat de (volgende) Vlaamse regering, net als nu, een deel van de schulden kan overnemen van fuserende gemeenten. Het bedrag is echter (nog) niet bekend. Het decreet lokaal bestuur zal wellicht tegen de jaarwisseling 2017-2018 een feit zijn.

Verschil tussen 1977 en 2017

Het is vandaag te vroeg om een oordeel te vellen over de lopende fusietrajecten. Het aantal is hiervoor te klein, en bovendien bestaat uiteraard de kans dat ze niet allemaal tegen eind 2018 de eindmeet halen. Het is al helemaal te vroeg om te beoordelen of de fusie de gemeenten en hun burgers ook iets zal bijbrengen in de vorm van een betere dienstverlening, een sterker beleid, meer bestuurskracht, een goedkopere bedrijfsvoering, enzovoorts. Wat we vandaag wel weten, is dat het in elkaar schuiven van twee of meer gemeenten zoveel complexer is dan veertig jaar geleden.

Dat heeft verschillende oorzaken:

  • België is geëvolueerd van een centraal georganiseerd naar een federaal land, met Gewesten en Gemeenschappen die na zes opeenvolgende staatshervormingen een pak bevoegdheden hebben gekregen, ook met betrekking tot de lokale besturen. Andere bevoegdheden zijn dan weer op het federale niveau gebleven. De aanzet tot fusies en de ondersteuning gebeurt vanuit Vlaanderen. Maar zonder betrokkenheid van het federale niveau voor bijvoorbeeld de organisatie van de politie- en hulpverleningszones en zaken zoals het rijksregister, burgerlijke stand en de pensioenregelingen is een geslaagde samenvoeging niet mogelijk.
  • Er zijn veel meer betrokken entiteiten in vergelijking met toen: er werden intussen politiezones (2002) en hulpverleningszones (2015) opgericht en gemeenten nemen deel aan veel meer samenwerkingsverbanden dan toen. Een fusie raakt uiteraard aan die structuren. Niet alleen als fuserende gemeenten tot verschillende entiteiten behoren, maar ook als ze deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband.
  • Een fusie van gemeenten impliceert automatisch ook een samenvoeging van de bijhorende openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW). Die OCMW’s zijn met veel meer dingen bezig (o.a. woonzorg, thuiszorg, schuldbemiddeling, trajecten naar werk, lokale dienstencentra) dan hun voorgangers – de Centra voor Openbare Onderstand – in de jaren ’70. En daar komt nog iets bij. Als gevolg van het geplande decreet lokaal bestuur worden gemeenten en OCMW’s tegen 2019 overal in Vlaanderen politiek en ambtelijk verregaand geïntegreerd. Gemeenten met fusieplannen zitten dus met een dubbele integratiebeweging.